maandag 28 februari 2011

Alsof we eraan voorbij kunnen gaan


Gemak draagt met tentoonstelling over Israël bij aan ongevoeligheid
Recensie van een tentoonstelling in Gemak (Den Haag, 2009)

De strijd in Israël woekert nog altijd voort. Met dit sluimerende besef wordt de bezoeker van Gemak in Den Haag geconfronteerd, en nu eens op een andere wijze dan door nieuwsbeelden van aanslagen. Binnen de tentoonstelling Beloofde Land toont Gemak, het initiatief van het Gemeentemuseum en de Vrije Academie, het werk van fotograaf Pavel Wolberg (1966) en videokunstenares Yael Bartana (1970). Zij tonen de alledaagse realiteit in Israël, waar ondanks de constante dreiging van oorlog het gewone leven doorgaat.

Wolberg is geboren in Rusland maar woont al bijna veertig jaar in Israël. Met zijn foto’s laat hij het Israëlische leven zien, en onlosmakelijk daaraan verbonden de oorlog. Volgens Gemak zijn de foto’s van Wolberg te onderscheiden van journalistieke reportages door de poëtische wijze waarop hij zijn onderwerpen in beeld brengt. Poëtisch kun je het noemen, maar bij veel van zijn foto’s is gekunsteld een passender beschrijving. Vooral bij de foto’s over de Poerim spat de enscenering van het beeld. Wolberg verbeeldde dit orthodox-joodse carnaval als voorbeeld voor het vasthouden aan rituelen in tijden van angst en onzekerheid. De festiviteiten van het carnaval, dat elk jaar gevierd wordt, staan in schril contrast met de constante oorlogsdreiging. Nu is dit contrast door de fleurige kleding wel heel makkelijk gemaakt. Zeker de werken waarop verkleedde kinderen zijn afgebeeld wekken irritatie op. Kinderen lijken misschien een makkelijk beeldmotief omdat ze snel emoties oproepen bij de kijker, maar hierdoor is het des te moeilijker voor een fotograaf om een goed werk met kinderen te maken. Wolberg vergroot de irritatie door de kinderen ook nog eens af te beelden met soldaten. Het beeld van een soldaat met op zijn helm het opschrift ‘Born to Kill’, en daarnaast een jongetje in een legergroen pak met een muts die wel wat weg heeft van een camouflagehelm, is te geënsceneerd om stil te kunnen staan bij de ernst van de situatie. Hoe anders was het werk van Wolberg geweest als hij de soldaten niet had gefotografeerd: het beeld van een verkleed kind tegen de achtergrond van een verwoeste stad zegt toch immers al genoeg? De Israëlische Bartana verbeeldt in haar videowerk When Adar Enters (2003) ook de Poerim en toont ook verkleedde kinderen, maar weet hierbij wel haar evenwicht te bewaren. Het werk voelt heerlijk ‘echt’: de kinderen zijn neutraal afgebeeld zonder dat ze schattig hoeven te zijn, maar vormen als verbeelding van de jeugd en het feest wel een treffend contrast met de orthodox-joodse mannen en de beschadigde stad. 
De werken waarin Wolberg zijn poëtische maniertjes achterwege heeft gelaten en die de journalistieke fotografie het dichtst benaderen, vormen een groot verschil met zijn gekunstelde carnavalsbeelden. Deze reportagefoto’s van drukke gebeurtenissen zijn veel realistischer door het chaotische gevoel dat Wolberg overbrengt doordat hij met zijn camera bovenop de gebeurtenis staat. De vraag of dit nog kunstfoto’s zijn of dat ze meer naar fotojournalistiek neigen is hier eigenlijk helemaal niet belangrijk: de foto’s zijn prachtig van compositie en kleur en de doordringende beelden maken indruk. Dit betekent niet dat Wolberg alleen goed werk aflevert waar hij voor deze benadering kiest; met de foto van een jongetje te midden van een bonte verzameling aan kleuren op de snoepafdeling en een mitrailleur in de winkelwagen, toont Wolberg dat hij ook hoogstaande artistieke foto’s kan afleveren.
Als tentoonstellingsplek voor deze werken is Gemak prima geschikt, omdat ze hedendaagse kunst en politiek wil samenbrengen en actuele thema’s wil behandelen. Ook sluit de sobere maar lichte ruimte, waarin de foto’s verfrissend eenvoudig met haakjes aan de muren geprikt zijn, goed aan bij het werk. Eenvoud wordt niet geschuwd, en dat is precies wat zo’n onderwerp nodig heeft. Het is alleen teleurstellend dat Gemak het begrip eenvoud wel heel breed heeft doorgevoerd. De bezoeker wordt door het gebrek aan begeleidende teksten – op een tekst bij de ingang na – erg aan zijn lot overgelaten, en dat is jammer. Dit is niet alleen een gemis voor de werken, die moeilijker op waarde te schatten zijn zonder extra informatie, maar ook zeker voor Gemak. Voor een instelling waar actuele kwesties centraal staan, stelt Gemak zich te neutraal op. Debatten worden wel georganiseerd, maar Gemak laat het hierbij aan anderen om stelling te nemen. Zelfs de titel van de tentoonstelling Beloofde Land is neutraal: ontbreekt het voorvoegsel ‘het’ omdat Gemak niet het standpunt wil innemen dat dit hét beloofde land is? Doordat Gemak zich zo op de vlakte houdt, blijft ook de tentoonstelling oppervlakkig. Die oppervlakkigheid lijkt tekenend voor het lamgeslagen gevoel dat we krijgen door de overvloed aan nieuwsbeelden van de oorlog. Door het gebrek aan verdieping draagt Gemak met de tentoonstelling bij aan deze ongevoeligheid. Een gemiste kans, want in een betere setting hadden de werken de bezoeker ten volste kunnen confronteren met het feit dat de inwoners van Israël nog steeds in oorlog leven. En het is niet de bedoeling dat we daaraan voorbij gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten